Intensieve lobby voor meer stikstofruimte

Intensieve lobby voor meer stikstofruimte

Donderdag 18 juni 2020 heeft de Tweede Kamer gedebatteerd over ‘de noodzaak om natuurherstel te combineren met het weer op gang brengen van de economie’. In het debat ging het wederom meer over de bouw en de landbouw en nagenoeg niet over de stikstofproblematiek in de haven en industrie.

En dat terwijl de vergunningverlening voor de haven- en industriële bedrijven sinds de uitspraak van de Raad van State al een jaar op slot zit.

Eindadvies Remkes ‘Niet alles kan overal’

Naast de door het Kabinet voorgestelde structurele aanpak met een pakket aan natuur- en stikstofreducerende maatregelen (ter waarde van 5,1 miljard) lag het eindadvies van de Commissie Remkes ‘Niet alles kan overal’ voor; een grondig rapport dat twee hoofopgaves onderscheidt: natuurherstel en stikstofaanpak.

Voor stikstofaanpak hanteert het adviescollege het uitgangspunt dat alle sectoren (landbouw, bouw, industrie, energiebedrijven en mobiliteit), die verantwoordelijk zijn voor stikstofuitstoot, een bijdrage leveren aan oplossingen. Dit alles in een evenwichtige verhouding. Over Industrie en mobiliteit zegt het rapport het volgende:

De bijdrage van de industrie aan de stikstofdepositie (gemiddeld voor alle Natura 2000-gebieden) was 1,7% van de totale depositie. In het algemeen kunnen de emissies vanuit de industrie beschouwd worden als emissies die bijdragen aan ‘de NOx-deken’. Er zijn echter enkele industriële piekbelasters, ook in de mainport Rotterdam gelegen, die wél een aanzienlijke bijdrage aan de depositie op individuele Natura 2000-gebieden kunnen veroorzaken. Die bronnen zouden onderdeel moeten uitmaken van de gebiedspecifieke maatwerkaanpak schrijft het adviescollege.

De verschillende bedrijfstakken binnen de industrie hebben sinds 1990 de stikstofemissie gemiddeld met een factor drie tot vier gereduceerd en ook de emissie per producteenheid is aanzienlijk gedaald. De verwachting is dat de NOx-emissies als gevolg van de verduurzaming van de industrie na 2030 verder zullen afnemen. Echter deze transformaties leiden niet op korte termijn tot grote afname van de NOx-emissies. De industrie zal daarom de NOx-emissies tot 2030 aanvullend moeten reduceren aldus het adviescollege. Hiertoe moet een nadere invulling worden gemaakt per deelsector, mede op basis van keuzes die gemaakt worden in de invulling van het Klimaatakkoord tot 2030. Ook het Schone Lucht Akkoord wordt daarbij genoemd. Voor energiebedrijven die als aparte sector worden onderscheiden, adviseert het adviescollege stopzetting van de stimulerende instrumenten (zoals de SDE+-subsidie) voor biomassa-installaties, waardoor het financieel minder interessant wordt om kleinere biomassa-installaties te bouwen.

De depositie vanuit de mobiliteitssector op stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden bedraagt 11,4% van de totale depositie. Deze 11,4% bestaat uit het wegverkeer (6,9%), de scheepvaart (3,4%) en overig verkeer (1,1%). Het adviescollege adviseert voor de zeescheepvaart en de binnenvaart aanvullende maatregelen. Voor de binnenvaart gaat het dan om retrofit met katalysatoren. De zeevaart is bij uitstek een internationaal opererende sector waar internationale regelgeving via de International Maritime Organization (IMO) leidend is en dat vraagt van Nederland internationaal een leidende rol.

Lobby
Voor het vlottrekken van de vergunningverlening is stikstofdepositieruimte (mol/ha/jr) voor de haven en industrie nodig en dat levert de voorgestelde structurele aanpak niet op. Deltalinqs voert samen met het Havenbedrijf Rotterdam een gerichte lobbystrategie. In een handzaam lobbydocument (2-pager) hebben we helder geformuleerd wat nodig is voor de Rotterdamse haven en industrie. We doen concrete voorstellen die resulteren in meer investeringszekerheid, meer ontwikkelingsruimte voor de Rotterdamse haven- en industrie plus een betere natuurbescherming. Hierbij hebben we Rijk en provincie absoluut nodig. Zonder stikstofdepositieruimte voorzien we grote economische schade en vertraging in de energietransitie.

Voorzitter Atzo Nicolai spreekt met lokale en landelijke bestuurders om zo aandacht te krijgen voor de gevolgen van de stikstofproblematiek voor de haven en industrie. Daarbij zoeken we de verbreding bij de landelijke branches VNCI, VNPI en VOTOB en binnen VNO-NCW.

Op 30 juni heeft de directeur-generaal stikstof van het Ministerie van LNV, Hellen van Dongen, een werkbezoek gebracht aan de Rotterdamse haven en industrie en met onze leden gesproken. Het ging over stagnatie van onderhoudsprojecten, projecten ter verbeteringen en verduurzaming en revisievergunningen. Daarbij kwam het investeringsklimaat in Nederland ter sprake. Investeringsbeslissingen worden voor veel in Rotterdam gevestigde bedrijven in internationale boardrooms genomen en dan werkt onzekerheid ten aanzien van vergunningen niet in het voordeel. De directeur-generaal ging goed geïnformeerd terug naar Den Haag, maar concrete toezeggingen heeft ze niet kunnen doen. De lobby zal intensief worden vervolgd.