Vandaag voorbereiden op de energiemix van de toekomst

Vandaag voorbereiden op de energiemix van de toekomst

Wat is voor Rotterdamse industriële grootverbruikers de beste en snelst renderende manier om hun toekomstige energievoorziening te verduurzamen? Het antwoord op die vraag staat in de onlangs afgeronde energiemixstudie. Harry van Dijk (Deltalinqs) voerde de studie uit, samen met TNO, in opdracht van het Deltalinqs Climate Program, Stedin en Havenbedrijf Rotterdam en deelt de eerste inzichten.

Specifiek voor deze studie was dat een flink aantal bedrijven in het Rotterdamse industriële cluster is gevraagd naar de energiebehoefte van hun processen. ‘Er zijn een aantal goede en waardevolle studies gedaan naar de toekomstige energiebehoefte in Nederland’, stelt Harry. ‘Maar het perspectief vanuit de bedrijven zelf ontbrak. De studies tot dusver waren vooral vanuit de overheid en netbeheerders gedaan, vaak gebaseerd op modellen en aannames en wij besloten daaraan iets toe te voegen: wij zijn naar 35 bedrijven in het Rotterdamse industriecluster gegaan en hebben aan hen zelf gevraagd wat hun ideeën zijn over de huidige en toekomstige energiebehoefte. Het perspectief van de gebruiker is belangrijk. We wilden graag met hen in gesprek om te achterhalen hoever zij zelf zijn in hun gedachtebepaling. En we wilden weten of de beelden over de energietransitie die uit andere scenariostudies kwamen, wel klopten. En ook niet onbelangrijk, door met bedrijven hierover te spreken, verhoogden we het bewustzijn hierover en het urgentiebesef dat bedrijven er echt nú mee aan de slag moeten.’

Inzichten
Uit het rapport zijn vooralsnog de volgende inzichten gekomen:

  • Een verdrievoudiging van het elektriciteitsgebruik ligt als ondergrens al zeer voor de hand. Als je ook hoge temperatuur toepassingen van elektrificatie meeneemt, is een verzesvoudiging wellicht nodig. Als waterstof een deel van de hoge temperatuurbehoefte overneemt, zal er uiteraard wat minder elektriciteit op locatie nodig zijn. Daarnaast zullen er restgassen zijn die niet of moeilijk te verwerken zijn. Deze kunnen eveneens worden ingezet voor hoge temperatuur warmte productie.
  • Bij een prijs voor een CO2-emissierecht tussen de 0 en100 euro per ton kunnen de economisch meest interessante maatregelen al leiden tot een reductie van CO2-emissie van meer dan 5 megaton per jaar.
  • De economisch minder voor de hand liggende maatregelen worden interessant bij CO2 prijzen van 125-200 euro per ton voor CCS bij de moeilijkere stromen en waterstof en al bij 125-150 euro per ton bij elektrificatie. De elektrificatieroute lijkt dus veelbelovend, maar vereist nog technische ontwikkeling voor hogere temperaturen zoals elektrische fornuizen.
  • CCS zal zeker in de eerste decennia in het Rotterdamse industriecluster een belangrijke rol spelen, vanwege de relatief lage kosten.
  • Waterstof die wordt geproduceerd vanuit de ruim 3,6 GW aan beschikbare restgassen (gedecarboniseerd via bijvoorbeeld H-vision) kan een flinke rol spelen. Deze ontwikkeling zal de CO2-transportbehoefte nog flink verder doen toenemen.

Fasering infrastructuur
Deze studie leverde eveneens heel nuttige input op voor andere studies, zoals HyChain en de Cluster Energie Strategie (CES). ‘Het beeld van 2050 is interessant, maar het pad ernaartoe ook’, stelt Harry. ‘Per cluster kun je bekijken: wie heeft de meeste elektriciteit nodig? En wie kiest vooral voor meer waterstof? Aangezien niet alles tegelijk kan qua infrastructuur, is dat heel nuttige informatie voor de fasering van infrastructuur en het in kaart brengen van eventuele knelpunten.’

Vooruit plannen
Een van die knelpunten is de investeringshorizon van veel industriële bedrijven. ‘Veel bedrijven plannen hun technologische aanpassingen van onderhoudsstop naar onderhoudsstop’, weet Harry. ‘En aangezien die onderhoudsstops vaak maar eens in de vier jaar worden gehouden, moeten zij vandaag de beslissing nemen om over vier jaar iets aan te passen. Dus stel dat zij over vier jaar een e-boiler willen gaan gebruiken, dan moeten zij daarover nu beslissen. En pas na de volgende onderhoudsstop wordt nagedacht over wat er dan weer aan aanpassingen moet gebeuren. Dit terwijl de infrastructuurbedrijven het liefst veel langer vooruit plannen. Maar daarin zit dus een dilemma. Want het is niet realistisch om aan bedrijven te vragen om verder dan tien jaar vooruit te kijken.’

Flinke stap vooruit
Juist omdat de toekomst van de energiemix niet vaststaat, benadrukt Harry het belang van dit onderzoek. ‘Alle informatie telt mee in de planning van de transitie en dit is een flinke stap vooruit in het vergaren van informatie over de energiebehoefte vanuit de gebruikers zelf. De conclusies die wij trekken, hebben grote waarde voor de overheid en de netbeheerders. En  het dwingt ook de bedrijven zelf om goed na te denken over hun toekomstige energiemix. Dat is heel belangrijk, want we moeten ons erop voorbereiden dat er tussen nu en 2050, wanneer er voldoende hernieuwbare energie is, momenten zullen zijn waarop niet altijd honderd procent van de voorkeursenergie beschikbaar zal zijn. Dat maakt het echt urgent om hierover na te denken en je als bedrijf hierop voor te bereiden.’

Download het volledige rapport.